Vierentwintigeneenhalf jaar lang heb ik je al bij me. Mijn trouwe metgezel. In mijn tas, in mijn jas en in mijn la. Je geeft me troost tijdens ruzies en huilbuien. Je brengt me gezelligheid tijdens een kop koffie, op het terras en na het eten. Je geeft me energie op de fiets en tijdens het wandelen met mijn hond. Ja zelfs tijdens het lopen van een halve marathon stopte ik zo nu en dan om je vijf minuten aan mijn mond te kunnen drukken. En in vroeger tijden motiveerde je me tijdens het werken. Van welke andere metgezel kan ik dat zeggen?
Mijn liefde voor jou gaat zelfs zo ver dat ik bereid was je broertjes en zusjes te villen. In periodes van armoede (16 jaar, 10 gulden zakgeld) raapte ik samen met mijn vriendin je weggesmeten broer- en zussenlijkjes van de straat om weer zo een als jij te creëren.
Ook al smaakte je samengesteld minder verfijnd, je bleef lekker.
Ik schreeuwde de longen uit mijn lijf als ik ’s avonds laat in je doos grabbelde zonder resultaat. De leegte die daarop volgde bezorgde me slapeloosheid. En oh, wat was ik blij als ik je de volgende dag weer mocht aanraken. Soms was ik je kwijt. Dan zocht ik je, overal. Op de meest onmogelijke plekken, ja zelfs in de vuilniszak en in de stofzuiger.
Ik verheugde me op onze zilveren bruiloft maar helaas, ik sta op het punt om met je te breken. Ik wil stoppen. Dat heb ik al zo vaak gedacht, gezegd en gedaan. En uit verdriet begon ik te eten. Maar vele kilo’s verder weet ik: er is geen substituut voor jou. Je wist me steeds weer te verleiden met je bruine kop, je geur en hoe je smaakt. Een vriend zei zelfs: ‘Ben je al gestopt met stoppen?’
Ik zal moeten wennen aan een leven zonder jou. Ze zeggen dat het beter is voor me. En stiekem weet ik dat ook wel. Maar als ik er aan denk en ik je nog eenmaal kus, krijg ik het benauwd. Ondanks dat ik verteerd word door het aankomende gemis, ben ik nu eigenzinnig genoeg om – met pijn in het hart – definitief afscheid van je te nemen. Tijdens het tikken van dit stuk, tik ik nog wat restjes van je weg. De laatste. Dag lekkere sigaret, ik zal nog vaak aan je denken.
donderdag 3 maart 2011
Ondankbare hond
Mijn hond heeft een nogal ongebruikelijke naam. Haar eerste eigenaar noemde haar ‘Rocksie’, zo staat in haar paspoort. Ja honden hebben een paspoort, net als mensen. En ook een chip. Die hebben wij dan weer niet, al zal dat niet lang meer duren vermoed ik. Een eigenaardige naam, Duits voor ‘Rock ze’. Ik googelde de naam en vond een speelgoedbeer met een roze koptelefoon op en een roze pakje aan waar een iPod in zat. Kortom, mijn hond is een rockchick. Ik besloot de muzikale factor in haar naam in stand te houden en doopte hem om tot ‘Roxy’.
Naast een ongebruikelijke naam, heeft mijn hond een ongebruikelijke gewoonte. Ze eet van de straat. Dat doen honden wel vaker, dus bijster bijzonder is dat niet. Het ongebruikelijke zit ‘m in de voedselkeuze. Waar andere honden het bij een achteloos gevallen boterham laten, haalt mijn hond haar neus niet op voor beschimmelde macaroni, die mijn buren wekelijks van het balkon pleuren. De laatste keer zelfs met pan en al.
‘Voor de vogeltjes’.
Alsof vogeltjes hartje zomer trek hebben in macaroni met Smac. Het is aan mij de schone taak mijn hond voor voedselvergiftiging en diarree te behoeden. En daarmee ook mijzelf, want restjes stront uit de kieren van je laminaat pulken is geen pretje kan ik je vertellen.
Roxy’s voormalige eigenaar was onbekend bij het dierenasiel, maar ik kwam haar toevallig tegen bij de uitgang van de supermarkt. Een blonde vrouw (skinny jeans, hoge laarzen, leren jasje) vroeg in het Duits of ik haar daklozenkrant wilde kopen. Ik gaf haar een paar Euro. Plots lichtten haar helblauwe ogen op: ‘Aber guck mal! Das ist unsere Rocksie!’ Ze haalde Roxy aan, maar Roxy gromde. En liep weg. Zou ik ook hebben gedaan. Een leven als dakloze vrouw is al zwaar, laat staan als dakloze hond. Geen wonder dat Roxy restjes van de grond at, jong geleerd is oud gedaan tenslotte.
Gisteren stuitte ze op een waar godenmaal. Ik stond buiten achteloos met de buurman te keuvelen, totdat ik een zurige lucht rook. Ik keek achterom waar Roxy zich aan een grote, gele plas met ondefinieerbare stukjes tegoed deed. Haar smulpartij: een dikke drap kots. Eenmaal thuis kreeg ze haar Bonzo-brokken met lamsvlees, rijst en wortelen voorgeschoteld. Een culinair hoogstandje onder de honden-diners.
Ze liet het staan. Ondankbare hond.
Naast een ongebruikelijke naam, heeft mijn hond een ongebruikelijke gewoonte. Ze eet van de straat. Dat doen honden wel vaker, dus bijster bijzonder is dat niet. Het ongebruikelijke zit ‘m in de voedselkeuze. Waar andere honden het bij een achteloos gevallen boterham laten, haalt mijn hond haar neus niet op voor beschimmelde macaroni, die mijn buren wekelijks van het balkon pleuren. De laatste keer zelfs met pan en al.
‘Voor de vogeltjes’.
Alsof vogeltjes hartje zomer trek hebben in macaroni met Smac. Het is aan mij de schone taak mijn hond voor voedselvergiftiging en diarree te behoeden. En daarmee ook mijzelf, want restjes stront uit de kieren van je laminaat pulken is geen pretje kan ik je vertellen.
Roxy’s voormalige eigenaar was onbekend bij het dierenasiel, maar ik kwam haar toevallig tegen bij de uitgang van de supermarkt. Een blonde vrouw (skinny jeans, hoge laarzen, leren jasje) vroeg in het Duits of ik haar daklozenkrant wilde kopen. Ik gaf haar een paar Euro. Plots lichtten haar helblauwe ogen op: ‘Aber guck mal! Das ist unsere Rocksie!’ Ze haalde Roxy aan, maar Roxy gromde. En liep weg. Zou ik ook hebben gedaan. Een leven als dakloze vrouw is al zwaar, laat staan als dakloze hond. Geen wonder dat Roxy restjes van de grond at, jong geleerd is oud gedaan tenslotte.
Gisteren stuitte ze op een waar godenmaal. Ik stond buiten achteloos met de buurman te keuvelen, totdat ik een zurige lucht rook. Ik keek achterom waar Roxy zich aan een grote, gele plas met ondefinieerbare stukjes tegoed deed. Haar smulpartij: een dikke drap kots. Eenmaal thuis kreeg ze haar Bonzo-brokken met lamsvlees, rijst en wortelen voorgeschoteld. Een culinair hoogstandje onder de honden-diners.
Ze liet het staan. Ondankbare hond.
woensdag 19 januari 2011
Optreden Fink: verstild, opzwepend, losjes en intiem

Fin Greenal, beter bekend onder zijn artiestennaam Fink, kreeg het in een uitverkocht Ekko weer voor elkaar: er werd gelachen en vooral gelúisterd. Na jaren van succes als voormalig producer, verruilde hij zijn plek achter de schermen voor een plek op het podium als singer-songwriter.
Sfeer
Sinds zijn switch maakt hij, geflankeerd door een drummer en een bassist, als singer-songwriter indringende, akoestische luisterliedjes. De nummers blijven tijdens optredens overeind omdat Fink c.s. de sfeer ervan weten te vertalen op het podium. November vorig jaar trad hij op in volgens hem ‘a rainy freezing kinda wooden tent’ die tot de nok vol zat op het Crossing Border Festival in Den Haag. Veelzeggend is de tekst op zijn website: ‘It's really weird how sometimes the gigs that you think are gonna suck the most, turn out to be really good’. En dat is een understatement. De mannen lurkten aan hun bier, hadden zichtbaar plezier en trokken aan hun sigaretten terwijl ze hun nummers vertolkten. Een zeldzaam intiem optreden dankzij de ontspannenheid van de muzikanten.
Losjes
Na het Crossing Border Festival nu dus terug in Nederland in kleine, maar uitverkochte zalen. Klaarblijkelijk hebben ze het naar hun zin hier. Misschien iets te zeer. Fink en bassist Guy betreden haast nonchalant - mét bierblik in de hand - onder gejuich het podium waarna Fink zich verexcuseert voor hun late opkomst en voor drummer Arthur die spoorloos is en nog ergens in de stad schijnt rond te hangen (...). Ondanks dat de drummer twee nummers heeft gemist, klinkt wederom luid gejuich als hij arriveert. Direct wordt het nummer Sorry I’m Late van hun vorige album Biscuits for Breakfast ingezet, een blijk van de flinke dosis humor waarover het trio beschikt. Ook het slotnummer The Model, een cover van Kraftwerk wordt onbedoeld hilarisch: een smoezelig A4’tje ligt naast Finks’ kruk en halverwege stopt hij om het erbij te pakken, want hij is de tekst kwijt. Pijnlijk? Allerminst. Lachend terwijl hij zijn schouders optrekt: ‘It’s not my own song. Yeah, I know it’s a terrible excuse.’
Vakmanschap
Hun muzikale vakmanschap blijkt uit hun improvisatievermogen. Hun cover van het oorspronkelijke All Cried Out van Alison Moyet klinkt ook vóórdat drummer Arthur is gearriveerd, als een funky nummer. Fink beklopt zijn gitaar met een ongeremde souplesse en slagkracht alsof het een percussie instrument is. Zodanig dat het bijna pijn doet aan je eigen vingers terwijl je er naar kijkt. Het donkere, opzwepende Blueberry Pancakes wordt ingezet en het diepe, licht nasale stemgeluid van Fink komt tijdens het zingen ervan goed tot zijn recht. Moeiteloos schakelt hij over naar het verstilde, maar ruimtevullende If Only, waarbij drummer Arthur en bassist Guy het podium - mét bierblik in de hand - verlaten om Fink op zijn kruk te laten gloriëren: alleen met zijn gitaar. Muisstil was het in een bomvol Ekko. We hadden een plectrum kunnen horen vallen. Het trio speelt alsof het voor vrienden speelt: losjes en intiem. Deze avond was Ekko zowel huiskamer als kroeg.
Abonneren op:
Posts (Atom)