vrijdag 20 februari 2009

PASPOORT/PASSPORT/PASSEPORT



Ouder worden, een feest voor je geest.
Maar niet voor je ego.
De meeste mensen worden geleidelijk ouder, sommige mooi, de meeste lelijk. Maar bij mij hakt Vadertje Tijd eens in de vijf jaar met de botte bijl op me in. Dat doet 'ie ook bij Marijke Helwegen, maar dat heeft toch een ander resultaat.

Het afgelopen jaar lag mijn paspoort in mijn lade te verstoffen. Totdat ik een brief kreeg van de afdeling Burgerzaken waarin ik eraan werd herinnerd dat mijn paspoort op 27 februari verloopt. Ik opende de lade, vouwde mijn paspoort open, keek in de spiegel, en weer terug in mijn paspoort en voor het eerst in mijn leven werd ik in de spiegel geconfronteerd met de genadeloze zwaartekracht: twee wangzakken.
Ik liftte ze met mijn vingers en het effect was een vijf jaar jonger spiegelbeeld. Misschien toch maar niet op vakantie deze zomer en in plaats daarvan een plek prikken bij de dichtstbijzijnde Botox-kliniek. Maar voor nu wist ik dat ik met mijn billen wangen bloot moest. Niks healing brushes of smudge tools, ik moest het onder ogen zien: de onwrikbare realiteit zou zich op de gevoelige plaat manifesteren. En gevoelig was 'ie. Inclusief voorhoofdsplakhaar, het bikkelharde bewijs dat Darwin's evolutietheorie klopt.

Maar liefst 36 euro heb ik uitgegeven aan pasfoto's totdat ik enigszins tevreden was. Wie mooi wil zijn moet pijn lijden. Ook in z'n portemonnee. Ga nooit naar Fotowereld aan de Nachtegaalstraat in Utrecht. Zelfs na 24 uur non-stop feesten, drinken en roken zie ik er beter uit dan op de pasfoto die zij van me schoten. Het resultaat herinnerde me aan een geschminkte Amber Tamblyn uit The Ring. Nadat de fotografe mij na vijf opnames hoorde zeggen dat ik een laatste herkansing wilde, begon ze te zuchten. Zou ik ook doen, als ik zulke beroerde shots van mijn hand zag.
Ik vroeg haar of ze stage liep.
Kon ze niet om lachen.
En dát je niet meer mag lachen, maar slechts 'vriendelijk' mag kijken, helpt ook niet bepaald. Uiteindelijk is er weinig verschil tussen een mugshot en een paspoortfoto. Streng kijken, blij of verleidelijk is mij bekend, maar vriendelijk? Die uitdrukking oefen ik nooit voor de spiegel. Maar ik weet nu dat mijn vriendelijke blik dezelfde is als wanneer ik moet poepen terwijl ik in de rij voor de kassa sta. En sinds de komst van de digitale fotografie lijkt het alsof ik per vijf jaar ook vijf kilo aankom.

IJdelheid is volgens de Katholieke kerk één van de zeven hoofdzonden.
Blij dat ik agnost ben.

woensdag 28 januari 2009

De Grote Slaap

Na twee nachten gemiddeld twee uur te hebben geslapen - de oorzaak ervan is niet relevant - reisde ik zondagmiddag af naar het Internationaal Filmfestival in Rotterdam. Na een hazenslaapje in de trein, de nodige nicotineshots en een flinke koffie verkeerd meende ik er weer tegenaan te kunnen. Echter, na een korte wandeling richting bioscoop Luxor sloeg mijn slaaptekort genadeloos toe dankzij de straffe wind. Volledig verkleumd kochten we kaartjes voor de film Pandora's Box.

Ik kon niet wachten, want het enige dat in mijn versteende hoofd uit de filmbeschrijving in de festivalkrant bleef hangen, waren de woorden: Moeder Natuur. Ik hoopte op kabbelende beken, boomgeruis in groene dalen, zo nu en dan de lokroep van een verdwaalde vogel en in de verte wat koegeloei in weidse weilanden. Dé perfecte soundtrack voor een stevige REM-slaap en daar had ik maar wat graag negen euro voor over.
Ik verkneukelde mij bij de gedachte aan een aangenaam warme zaal waar het geroezemoes van het aanwezige publiek me alvast in de eerste fase van de non REM-slaap zou wiegen.
Om mij vervolgens te nestelen in het rode pluche en op de klanken van new age muziek zachtjes weg te glijden in een diepe rust.
Te vroeg gejuicht.

Eenmaal in de zaal aangekomen leek de binnentemperatuur nog lager dan de buitentemperatuur. Wat bleek: de verwarming werkte niet. In de volle zaal zochten we naarstig naar een plek waar we naast elkaar konden zitten. Met mijn 1 meter 63 ben ik niet bepaald behept met catwalk benen, maar zelfs voor mijn bijna-dwerg lengte was de ruimte voor mijn stoel miniem. Vriend Jeroen, rechtopstaand een kleine 203 centimeter, keek naar de stoelen en ik zag hem denken: dit past niet. Worstelend met zijn benen nam hij plaats en na een minuut of tien was het hem gelukt om te gaan zitten.
Een volleerd yogi-docent had groen gezien van jaloezie.
De zaallichten dempten en weggezakt in mijn jas voelde ik, ondanks de kou die mijn botten inmiddels al had bereikt, mijn oogleden zwaar worden.
Totdat ik ruw werd gewekt door schel geschreeuw.
Niks klaterende beekjes, niks rustieke bergen, niks fluitende vogels.
Een kijvende vrouw in de auto op een razende snelweg, met een eindeloos irritant ringende mobiele telefoon in haar hand, verscheen op het witte doek. Mijn dagdroom bleek een nachtmerrie.

Na tweeënhalf uur te lang te hebben geluisterd en gekeken naar continu krijsende zussen, onophoudelijk bellende mobiele telefoons, een permanent gedrogeerde broer zittend in zijn beschimmelde huiskamer waarvan je bijna het lucht van rottend water kon ruiken en een dementerende grootmoeder die op tapijten piste en pas in het eindshot besloot terug te keren naar haar dorp in de bergen om daar eindelijk te gaan sterven, was ik klaarwakker.

Een half uur pauze zat er tussen deze en de volgende film waarvoor we waren gekomen. Zwalkend van slaapgebrek liep ik samen met Jeroen op zoek naar de rookruimte.
Helaas, Luxor had niet die luxe: het werd de buitenlucht. Mijn hoofd was inmiddels verworden tot beton en mijn lichaam vertoonde verschijnselen die het al jaren niet meer had gehad: steken in mijn zij, een harde piep in mijn rechteroor en hevig vibrerende oogleden vielen mij ten deel.
Ik besloot mijzelf te vermannen en wakker te blijven om deze veelgeprezen Italiaanse film Gomorra tot het einde uit te zitten.
En dat deed ik, maar ook niet meer dan dat.
Telkens als ik wegdoezelde tijdens bloedstollende scènes waarin de onderhuidse spanning tussen de maffialeden voelbaar was, explodeerde mijn hoofd als er weer eens een AK 47 werd geleegd op een afvallig maffialid. Elke bloedige afrekening op het doek, betekende een hardhandige afrekening van mijn onderweg-naar-de-non-REM-slaapfase.
Het enige dat ik wist bij de aftiteling, is hoeveel doden er waren gevallen: maar liefst 27 lieden van dat maffiagespuis hadden het loodje gelegd en maar liefst 27 keer werd mijn non REM-slaap verknald.

Na een barre tocht door striemende oostenwind, een treinvertraging waardoor ik mijn aansluiting op wagonlengte miste en twintig ijzige minuten wachten op een tochtig perron, stapte ik in de laatste trein richting Overvecht. Dat je van slaapgebrek kon hallucineren was een nieuwe ervaring voor me.
De conducteur vroeg om mijn kaartje, waarop ik het overhandigde.
‘Wat moet ik hiermee?’ vroeg hij nors.
‘Ehm, stempelen is toch uw werk?’ antwoordde ik.
‘Dit is een pinbon. Een gele weliswaar, maar toch, een pinbon. Van de ABN AMRO’.
Ik keek nog eens goed en nadat een waas van traanvocht was opgetrokken, zag ik dat het warempel een pinbon was.

Na een weldadig warme douche, waarbij mijn hoofd in de loop van badkamer naar bed vol een deur raakte wegens algeheel verstoorde motoriek als gevolg van mijn slaaptekort, strompelde ik mijn bed in, eindelijk gereed voor de Grote Slaap.