vrijdag 6 juni 2008

Déjà vu van het plasincident

Tijdens het hilarische optreden van Theo Maassen op het Amsterdam Comedy Festival in de Melkweg was er al wat vocht ontsnapt uit mijn volle blaas.
Niet dat dat een probleem vormde, het was zo bloedverzengend warm in de Oude Zaal dat elke druppel vocht in minder dan een minuut verdampte.
Na afloop spoedde ik mij linea recta naar het damestoilet maar bij het aanzicht van een meterslange rij besloot ik mijn charmes in de strijd te gooien en me te manoeuvreren in de aanzienlijk kortere rij voor het herentoilet.
Doorgaans valt men voor mijn piepstem en beminnelijke lach - verkregen door veel te oefenen voor de spiegel – als ik vraag ‘Mijn blaas is navenant aan mijn lengte, mag ik alsjeblieft even vóór?’.
Echter dit keer kreeg ik nul op rekest en blafte de bruut dat ik héél snel in de rij diende aan te sluiten voordat ‘ie pisnijdig werd.
Ik droop af.

Een beetje rekenwerk leerde mij dat ik binnen een half uur in de trein mijn blaas zou kunnen legen, dus toog ik richting uitgang.

Het zien, voelen en horen van de stortvloed aan regenwater veroorzaakte een zodanige prikkeling dat gedurende een seconde of tien zich een mini buitje voltrok in mijn onderbroek.
Terwijl de mensen rakelings langs mij renden, liep ik met samengeknepen dijen in slakkentempo richting tramhalte.
Alsof het nog wat uitmaakte, na drie minuten zag ik er uit alsof ik was weggelopen uit een miss wet t-shirt contest, voor de minder bedeelde dames weliswaar.

De tramrit verliep voorspoedig en ik lag zelfs voor op schema.
Op het centraal station aangekomen zag ik dat over vier minuten de eerstvolgende trein zou vertrekken naar Utrecht.
Hoezee!

Totdat ik mijn treinkaartje diende te tonen aan de heren in blauw NS-tenue, oftewel de poortwachters die de toegang verhinderden tot mijn redding: het treintoilet. Koortsachtig doorzocht ik mijn broekzakken, mijn tas en mijn portemonnee, maar het enige dat ik vond was de pinbon.
Als het vocht er niet aan de onderkant uit kan, dan maar aan de bovenkant.
Dus dacht ik een paar seconden aan mijn wijlen goudvissen die ik een paar jaar geleden wreed verorberd zag worden door een moordlustige kat en de tranen welden al snel op.
Mijn piepstem murmelde dat ik toch écht een kaartje had gekocht en ik toonde mijn pinbon aan de streng ogende besnorde NS’er.
Of het mijn sterk staaltje acteerwerk is geweest of de vermoeidheid van een avond lang kaartjes turen doet er niet toe; snorremans streek de hand over het hart en liet mij door.
Terwijl ik de knopen van mijn broek alvast lospeuterde, stoof ik één minuut voor vertrek de volle trein in op weg naar het toilet.
Doorgaans vervloek ik mensen die aan de klink lopen te rukken - blinden uitgezonderd - maar dit keer bezondigde ik me er zelf aan gezien mijn hoge nood.
De deur zat potdicht.

Met open geknoopte broek liep ik door naar het eerstvolgende toilet en tot mijn grote vreugde bleek dit er eentje te zijn voor de minder validen onder ons.
Ik sloot de deur en sjorde met moeite mijn doorweekte broek naar beneden waardoor en passant wat opperhuid werd meegetrokken, maar dit was de moeite waard voor hetgeen dat volgde.

Een waterdamp spuitende walvis, de Niagarawatervallen en de dijkdoorbraak in 1953 waren niets bij mijn als muziek in de oren klinkende waterorgel.

Terwijl ik tevreden soezend zat na te druppelen, hoorde ik gemorrel aan de deur.
Ik voelde nattigheid en de volgende herinnering flitste door mijn hoofd.

Als veertienjarige dool ik vlak voor het volgende lesuur door het gangenstelsel van het indrukwekkende art deco gebouw van het Simon Vestdijk College te Harlingen, op weg naar het toilet.
De toiletten begeven zich direct in de gangen, oftewel: vanuit de gang loop je rechtstreeks het toilet in, handenwasruimten kende men in 1928 nog niet.
Broek uit, zitten en terwijl ik constateer dat mijn plasgekletter nauwelijks boven het resonerende geroezemoes van mijn medeleerlingen op de gang uit komt, kijk ik plots recht in de blauwe kijkers van een niet onaantrekkelijke klasgenoot.
In plaats dat hij de deur sluit, duwt hij hem evenredig wijd open als de stand van mijn ogen op dat moment en ettelijke seconden later kijk ik in meerdere paren blauwe, groene en bruine kijkers.
Daar zat ik.
Broek op mijn enkels, snoopy slip halverwege mijn dijen en een prop toiletpapier in mijn hand.
Ik kan je vertellen: van mijn stoerheid als veertienjarig meisje was op dat moment bitter weinig over.
Een salvo van hoongelach viel mij ten deel, zozeer dat ik nog steeds eens in de zoveel jaar badend in het vocht wakker word van de hoeveelheid rijen tanden die mij toen op cartooneske wijze toelachten.
Ik stond op, mijn medeleerlingen een blik gunnend op mijn kruis, pakte de klink en ramde de deur met een zodanig oorverdovend harde dreun dicht dat de echo ervan tot op de tweede verdieping hoorbaar moet zijn geweest.

Terug naar het gemorrel.
Reikend naar de deurkruk…

Te laat.

Dit keer keek ik in een paar bruine ogen die ik maar al te graag een paarsblauwe tint had gegeven.
Ontstelt door het feit dat er geen invalide op dit toilet zat, maar een tot op de vezels doorweekte valide vrouw, deinsde hij terug, de deurkruk met zich meenemend zodat ik wederom te kakken, of in dit geval te piesen werd gezet.
Dit keer besloot ik niet op te staan, maar te wachten totdat mijnheer tot bezinning zou komen en de deur zou sluiten.
Dat moment volgde spoedig, maar niet spoedig genoeg om de besmuikte blikken van de gniffelende toeschouwers te ontwijken.
Kennelijk was mijnheer zo geschrokken van deze aanblik, of zijn daad - wie zal het zeggen - dat hij de deur niet sloot, nee, hij sméét de deur in mijn richting.
In tegenstelling tot toiletten voor valide mensen, hebben invalidentoiletten geen deurpost aan de binnenkant, waardoor de deur met een doffe *POK* tot stilstand kwam tegen mijn knieën.
Een geluid dat zich - onbedoeld - nog het beste laat vergelijken met gekreun van een pornoster die te diep van achteren wordt genomen door een exorbitant geschapen partner, ontsnapte mijn keel.
Met een mompelend ‘sorry’ aan de buitenkant en stuntelig gewrik aan de binnenkant, lukte het mij alsnog de deur te sluiten.

Een gedenkwaardiger afsluiting van deze Amsterdam Comedy Festival avond had ik mij niet kunnen wensen.

1 opmerking:

Eddie zei

Leuke verhalen Annette. Bloemrijk, dat is het word dat me te binnen schiet.
Ga zo door!

Ed